1800 van Waltfeucht naar Neer
Rond 1800 komt Jocobus Peulen met zijn familie vanuit Waldfeucht (D) naar Neer om hier voor de lokale boeren en brouwerijen houten vaten te maken. Het lokale bronsgroen eikenhout is daar uiterst geschikt voor, waardoor hij deze regio kiest om zich te vestigen en zijn vak uit te oefenen. Generaties volgen en het werk breidt zich uit van enkel biervaten en boterkuipjes naar biervaten, botertonnen, wastobben (later ook wasmachines) en wijnvaten tot wel 100.000 liter.